Het lijkt zo gemakkelijk:
tellen. We leren het al vanaf dat we kunnen praten. Op allerlei manieren. Een
telraam, je vingers, je tenen, alles wordt geteld. Het zit er in gebakken en het
lijkt zo simpel.
Tot dat je ineens tot
164 moet tellen. Ik ging 4100m zwemmen als training in een 25m bad. Ja, ik kan
nog uitrekenen dat je dan tot 164 moet kunnen tellen. 164 x 25m is namelijk
4100m, voor de mindere rekenwonders onder ons.
Ik weet het zeker,
ik kan tot 164 tellen, 100%. Waar gaat het tijdens het tellen van de banen dan
toch steeds mis. Het lukt me gewoon niet om aan het eind van de training er
zeker van te zijn dat ik echt tot 164 heb geteld en niet tot 160 of misschien
wel 170.
Tijdens de
trainingen verzin je daar trucjes op. Oke, we tellen niet meer de 25meters,
maar de 50meters, want dan hoef je tenslotte maar tot 82 te tellen, dat moet
makkelijker zijn.
Nog een trucje. We
maken een pyramide. Een pyramide werkt zo, je gaat steeds meer banen zwemmen
tot op een bepaald punt en dan hetzelfde riedeltje weer naar beneden.
Het idee: Hoeveel
keer moet je dan 50m tellen?
200m 4
300m 6
400m 8
500m 10
600m 12
700m 14
500m (ja ik zie dat de 600m mist) 10
400m 8
300m 6
200m 4
Onder aan de
streep is er 4100m gezwommen. Het komt erop neer dat je dus maximaal tot 14
moet kunnen tellen. Dat moet lukken! Dat kan zelfs een kind dat nog niet op de
basisschool zit, dus ik moet dat ook kunnen. Voor de zekerheid schrijf ik het op
mijn hand, zodat ik uit kan vegen wat ik heb gehad en daar dus niet mee in de
war kan raken.
En toch lukt het
me nog steeds niet om er zeker van te zijn dat ik precies 4100m heb gezwommen. Ik
heb er zelfs een ‘straf’ voor ingesteld. Als ik twijfel of ik nu bij de 7e
of 8e keer 50m aan ben gekomen, moet ik àltijd weer bij de 7e
keer beginnen.
Uiteindelijk heb
ik 4100m (of iets meer of minder) in 1 uur en 18 minuten gezwommen, en ondanks
dat ik niet kan tellen, ben ik daar best wel trots op!
Misschien moet ik
toch maar eens een fitbit kopen die voor mij m’n banen gaat tellen..